Eergisteren en gisteren is uitgebreid gesproken in diverse talkshows over de (online) bedreigingen aan het adres van viroloog Marion Koopmans. Ik ga daar verder niets meer aan toevoegen hoor. Maar waar ik nog wel even op wilde inhaken, is de impact van fraude en strafbare gedragingen voor het slachtoffer. En hoe organisaties daar een grote rol in kunnen spelen.

Toen ik nog werkzaam was als fraude onderzoeker voor een grootbank in Nederland, had ik een casus waarbij de rekening van slachtoffer in handen was gekomen van de fraudeurs. Een enorme schadepost, al het geld weg. Toch op de link in dat ene mailtje geklikt. Ik heb toen heel nauw contact onderhouden met het slachtoffer. De voornaamste reden voor mij was omdat ik al vaker had gelezen over slachtoffers die alles kwijt waren geraakt en waarvan sommigen daardoor zelfs uit het leven waren gestapt. Ik had een aantal opmerkingen vanuit slachtoffer te horen gekregen waardoor ik mij ernstig zorgen maakte. Gelukkig kon ik al vrij snel mededelen, door wat extra mijn best te doen, dat er een gedeelte van de schade was veilig gesteld en er voor de rest sprake zou zijn van een vergoeding van de schade conform het beleid van de betreffende bank. Een traject wat normaal 2 maanden (of meer) zou duren had ik in 3 weken afgerond zodat er duidelijkheid was voor het slachtoffer en de verdere gevolgen zoveel mogelijk beperkt bleven.

Wat dat betreft krijg ik wel steeds meer het idee dat we met zijn allen tegenwoordig checklistjes en controle checklistjes aan het af werken zijn. Ik probeer al een week lang een onderzoeksteam te bereiken betreffende een dossier wat ik momenteel onder handen heb. Al twee terugbel verzoeken later en het advies uiteindelijk van de “receptionist” bij de politie: Wij kunnen geen informatie verstrekken aan derden, uw cliënt zal dan zelf een brief moeten sturen met het verzoek”. De hele reden dat ik belde was dat cliënt er zelf ook niet doorheen kwam bij de Politie. Op de vraag van mij of mevrouw bekend was met de wettelijke rechten en plichten van particuliere onderzoeksbureaus, zoals vastgelegde in de relevante wetten en regelgevingen, was het droge en korte antwoord: Nee. Tja. Begin daar maar eens aan dan.

Ondertussen zit ik met een cliënt waarvan het leven in een hel wordt veranderd, al bijna een jaar, en ik krijg geeneens het onderzoeksteam te spreken om de aanvullende bevindingen te bespreken of de voortgang van het dossier te bespreken. Ik snap dat we niet overal tijd voor kunnen vrijmaken, maar hoeveel moeite is het nu om gewoon een bericht door te zetten naar dat team in plaats van alles maar af te wimpelen? Ik kan mij nog herinneren dat ik namens een bedrijf aangifte deed van verduistering in dienstverband. Werd mij toch even medegedeeld dat ik daarvan geen aangifte kon doen omdat het diefstal betrof. Even gewezen op het artikel. Nee, diefstal. Vervolgens benoemd dat ik toch een aantal jaren opsporingsambtenaar en rechercheur ben geweest, en dat ik toch wel heel zeker wist dat het verduistering betrof. Oh, dan zullen we daar maar even naar kijken. En werd ik daar of het bedrijf waarvoor ik aangifte deed op dat moment iets wijzer van of beter door geholpen? Nee. Wat het checklistje zei wat anders.

En dit terwijl er zoveel kansen liggen om efficienter en effectiever samen te werken als Politie en recherchebureaus. Wellicht dat de nieuwe minister van Justitie en veiligheid er een agenda punt van zou kunnen maken. Niet ✅-en maar DOEN. En bedenken waar het om draait. Het slachtoffer.